Deze activiteiten zijn ook beschikbaar in het Engels en het Roemeens
Vaardigheden die geoefend worden: vormen herkennen en benoemen, instructies opvolgen, schrijfoefeningen, kleine verschillen zien, voorbereidend rekenen door te ordenen.
G1: Een weggetje
Nodig:
- Gebruik een speelgoedautootje of treintje of maak er zelf een. Teken een weg of spoorlijn op een groot vel papier. Maak een traject met rechte stukken en bochten.
- Een groot vel papier voor iedere deelnemer met het begin en het eind van de weg erop getekend (zie hieronder).
- (Kleur)potloden.
Spel:
- Laat zien hoe je met het autootje of treintje op de weg/spoorlijn rijdt die je van tevoren getekend hebt. Benoem, terwijl je rijdt, de vormen die je tegenkomt: recht, bocht, de hoek om, naar links, naar rechts.
- Geef nu iedereen een vel papier waar het begin en het eind van de weg al op staan. De deelnemers mogen de tussenliggende weg tekenen, met bochten, kruisingen, enz. Daarna tekenen ze naast de weg bomen, huizen, bloemen, enz.
- Leg de vellen papier naast elkaar, zodat ze samen een lange weg vormen. Om de beurt mogen de deelnemers met het autootje of het treintje over de weg/spoorlijn rijden.
Variant 1: Laat de deelnemers in groepjes van twee werken. Als de weg getekend is, mogen ze er om de beurt overheen rijden.
Variant 2: Je kunt meer in de les stoppen: een groot huis, een klein huis; vier bloemen; mama eend hier en jonkies aan de overkant; onder de boom is een… achter de paal is een… je ziet hem niet helemaal; een brug over het water, eronder is het droog…
G2: Wolken
Nodig:
Kies een mooie dag, met een blauwe lucht en schapenwolken. Zoek een plek waar de deelnemers op de grond kunnen gaan liggen, misschien op een mat of deken. Teken wolken op een schoolbord, of als dat er niet is, knip dan ‘wolken’ uit papier, in verschillende vormen en groottes.
Je kunt ook wolken maken door plukken wol of katoen op papier te plakken.
Spel:
- Vertel een verhaal over iemand die op zijn rug ligt en naar de wolken kijkt. Hij ziet er een die op een paard lijkt. Benoem in het verhaal verschillende vormen of eigenschappen zoals dik als een varken of rond als een bord. Beschrijf de vormen. Gebruik termen als groot, klein, dik, dun, links, rechts, hol, bol, onder, boven enz. Probeer de wolken die je bedoelt, aan te wijzen.
- Laat iedereen zijn of haar eigen wolk maken. De deelnemers kunnen ze op papier of in het zand tekenen, of op papier plakken met katoen of wol.
- Enkele deelnemers, met heel verschillende wolken, mogen naast elkaar voor de groep gaan staan. Iedereen helpt om de vorm van de wolken te beschrijven.
- Bewaar de wolken die door de deelnemers gemaakt zijn. Je hebt ze nodig voor G3: Spel met de wolken.
Variant: In plaats van wolken te tekenen, kunnen de deelnemers ook een wolk die ze in de lucht zien, beschrijven. De anderen horen de beschrijving en moeten raden welke wolk het is.
G3: Spel met de wolken
Nodig: tekeningen van wolken die allemaal een verschillende vorm hebben. De wolken kunnen op grote stukken papier getekend worden; het is ook leuk om met krijt op de stoep of met een stok in het zand te tekenen.
Spel: De deelnemers moeten raden welke wolk iemand beschrijft.
- Teken grote wolken of gebruik de wolken van spel G2: Wolken; zorg ervoor dat iedereen ze goed kan zien. Beschrijf een wolk. De deelnemers gaan bij de wolk staan die ze denken dat je hebt beschreven. Begin met het beschrijven van dingen die voor iedere wolk gelden. Word steeds specifieker zodat er op het laatst maar een mogelijkheid over blijft.
- De deelnemers mogen terwijl je aan het beschrijven bent van plaats verwisselen. Nadat een geluid geklonken heeft, is de keuze definitief.
Variant 1: De deelnemers beschrijven om de beurt een van de getekende wolken. De anderen moeten raden welke hij of zij bedoelt.
Variant 2: De deelnemers worden verdeeld in verschillende teams. Om de beurt beschrijft een team een wolk en de anderen moeten raden welke het is. Het team dat dit het eerst goed raadt, krijgt een punt. Het team met de meeste punten heeft gewonnen.
G4: Zoek de vorm
Nodig: vier of meer houten stokjes, allemaal van dezelfde grootte of van twee verschillende groottes; dik touw of garen, kleine stukjes papier.
Spel:
- Zorg ervoor dat elke deelnemer tenminste één stukje papier heeft. Teken van te voren één vorm op elk stukje papier: een hart, driehoek, ster, vierkant of rechthoek, plus eventueel andere vormen die je de groep wil leren. Zorg ervoor dat er diverse tekeningen zijn van elke vorm. Vouw de papiertjes dubbel en verberg ze in de ruimte waar de groep bijeen komt. (Opmerking: als je de papiertjes niet van te voren kunt verbergen, doe dan even een ander spel buiten terwijl iemand anders de papiertjes verstopt.)
- Op jouw startsein begint de groep naar de papiertjes te zoeken. Als iedereen een papertje heeft gevonden, vormen de deelnemers kleine groepjes: alle harten bij elkaar, alle vierkanten, enz.
- Laat elk groepje tellen hoeveel deelnemers ze hebben en hun naam zeggen. Bijvoorbeeld: wij zijn de driehoeken, wij zijn de harten.
- Als iedereen de naam van de vormen weet, beschrijf de eigenschap van elk vorm. Bijvoorbeeld een cirkel is rond; een vierkant is recht; een ster heeft scherpe puntjes. Beschrijf bijvoorbeeld ook hoeveel zijden of hoeken elke vorm heeft…
- Laat één persoon naar voren komen en vraag hem of haar een van de vormen te maken met de stokjes, het touw of het garen. Het spel is afgelopen als elke deelnemer tenminste één vorm geprobeerd heeft te maken.
G5: Welke vorm?
Nodig: draad of krijt om de vormen te maken; diverse kleine dingen die je om je heen vindt, zoals vorken, lepels, stokjes, bloemen, blaadjes en steentjes. Er zijn meerdere exemplaren van elk voorwerp nodig.
Spel:
- Maak samen met de groep de vier verschillende vormen met draad of krijt op een groot plat oppervlak, zoals de vloer of de tafel. Benoem de namen van de vormen: cirkel, rechthoek, vierkant en driehoek.
- Leg bepaalde voorwerpen in één vorm, bijvoorbeeld alle vorken in de cirkel, alle stokjes in de driehoek.
- Vraag aan de deelnemers in welke vorm elk voorwerp zich bevindt. Bijvoorbeeld: liggen de vorken in de cirkel of in de rechthoek? zijn de stenen in het vierkant of in de driehoek? waar liggen de lepels in?
- Herhaal het spel door andere voorwerpen in andere vormen te leggen.
Variant 1: Als dit te eenvoudig is, kunnen twee vormen elkaar overlappen. Leg een voorwerp in elke vorm en een op de plek waar beide vormen overlappen. De deelnemers moeten vertellen welk voorwerp zowel in bijvoorbeeld de cirkel en het vierkant ligt, of op de plek waar de driehoek en rechthoek overlappen. Zie bijgevoegd werkblad voor meer details.
Variant 2: De deelnemers kunnen om de beurt voorwerpen in diverse vormen leggen en aan de anderen vragen wat ze gedaan hebben. Bijvoorbeeld door te vragen: waar zijn de vorken? wat ligt er in het vierkant?
Variant 3: Vraag twee deelnemers om bijvoorbeeld de vorken in de cirkel te leggen en de lepels in de rechthoek. Laat de anderen controleren of ze het goed gedaan hebben.
G6: Ontdek de vormen
Nodig:
Kies een mooie dag, met een blauwe lucht en schapenwolken. Zoek een plek waar de deelnemers op de grond kunnen gaan liggen, misschien op een mat of deken. Neem uit papier geknipte vormen mee: een cirkel, een rechthoek, een vierkant een driehoek en andere vormen die je de groep wil leren.
Spel:
- Laat de deelnemers de vormen zien. Benoem de vormen. Laat hen deze namen herhalen. Als de les niet wordt gegeven in de moedertaal van de deelnemers, vraag hen dan de vormen in hun eigen taal te benoemen. Eventueel kun je hen de namen van de vormen (laten) opschrijven in beide talen.
- Vraag iedereen om naar de wolken te kijken. Vraag hen wolken aan te wijzen die min of meer rond zijn, zoals een cirkel. Als dit gelukt is, vraag de deelnemers dan om wolken aan te wijzen die min of meer driehoekig zijn. Help hen door hen de wolken te laten vergelijken met de papieren vormen die je meegenomen hebt.
Variant 1: Laat de deelnemers het aantal cirkelvormige wolken tellen dat ze zien. Laat ze daarna de wolken tellen die min of meer driehoekig zijn, enzovoorts. Vraag hen welke vorm het meest voorkomt.
Variant 2: Laat de groep naar de diverse vormen zoeken in andere voorwerpen om hen heen. Dit kan binnen gedaan worden, in een ontmoetingsruimte, of buiten, op het terrein erom heen.
Variant 3: Laat iedereen een grote foto of tekening zien waar de diverse vormen in te vinden zijn. Laat de deelnemers om te beurt een aantal vormen aanwijzen.