Ook beschikbaar in het Engels en het Roemeens
Vaardigheden die geoefend worden: voelen hoe een lijn loopt, is het eerste begin van letters schrijven. Het hoort bij de voorbereiding van het leren schrijven. Tekenen en kleuren zijn vanzelfsprekend goede voorbereidende oefeningen. Let erop hoe de deelnemers het potlood vasthouden!
E1: Mijn stok
Nodig: voor elke deelnemer een emmer of pot gevuld met zand, vuil of stenen en een grote stok of tak, OF laat iedereen zijn of haar eigen stok meenemen. U kunt ervoor kiezen om C6: Drie stokken te doen in de week voor u dit spel met de deelnemers speelt.
Spel:
- Doe zand (of verfrommeld papier) in elke emmer. Er moet zoveel zand of papier in zitten dat een behoorlijk grote tak er rechtop in kan blijven staan. Laat elke deelnemer zijn of haar stok in een emmer zetten.
- Bewonder elke stok. Laat iedereen vertellen waar hun stok vandaan komt en waar deze voor kan worden gebruikt. Laat vervolgens elk deelnemer zijn of haar stok beschrijven. Vraag iedereen dan de hele stok met de ogen dicht te bevoelen.
- Verdeel de groep in paren. Laat hen allebei de stok van hun partner bekijken en de verschillen tussen de twee beschrijven.
- Laat hen vervolgens hun ogen sluiten, een stok bevoelen en raden of het hun stok is of die van hun partner.
- Als dit (te) eenvoudig is, maakt u de groepen groter, met drie of vier deelnemers in elke groep.
- Maak de groepen nog groter totdat de deelnemers niet meer weten welke stok van wie is. Laat iedereen een markering op zijn of haar eigen stok zetten, zoals hun initialen of naam. Bewaar de stokken vervolgens in de emmers met zand.
Variant: Dit spel kan ook gespeeld worden met andere dingen die verschillende vormen en maten hebben. Iedereen kan een lege plastic fles meenemen, een lege plastic container (sommige zijn rond, andere rechthoekig), een (kartonnen) doos, een bal, enz.
E2: ‘Blind’ kopiëren
Vaardigheden die geoefend worden: fijne motoriek, voorbereidend schrijven, verschillen zien (belangrijk bij voorbereidend schrijven).
Nodig: papier, potloden en een (hand)doek die als blinddoek gebruikt kan worden.
Spel:
- Laat één deelnemer een lijn op een vel papier tekenen. Een ander volgt die lijn met zijn wijsvinger. Dan krijgt hij/zij zijn eigen vel papier en een potlood en doet zijn/haar ogen dicht (of hij/zij wordt geblinddoekt).
- Nu moet deze deelnemer proberen de lijn die de eerste persoon getekend heeft, na te tekenen. Als hij klaar is, doet hij zijn ogen open en kan hij zien of het gelukt is.
- De deelnemers kunnen in groepjes van twee werken; bij een zeer kleine groep kan het schoolbord gebruikt worden.
- Naarmate het spel vordert, kan het moeilijker gemaakt worden door lijnen met meer bochten en hoeken te tekenen.
E3: Drie patronen
(Het gaat in dit spel om het tekenen van creatieve patronen. Een patroon is: een steeds terugkerend decoratief ontwerp.)
Vaardigheden die geoefend worden: fijne motoriek; visuele verschillen opmerken, creativiteit.
Nodig: potloden en papier. Maak van te voren een eenvoudig voorbeeld van het spel. Teken een patroon op een groot vel papier. Vouw andere vellen papier, voor de deelnemers, in drieën.
Spel:
- Vertel een verhaal aan de hand van het voorbeeld dat je getekend hebt. Of teken een patroon terwijl je aan het vertellen bent. Door het verhaal en je tekening kan de groep patronen gaan herkennen in de wereld om hen heen. Voorbeeld van een verhaal: “Vanochtend keek ik naar buiten en ik zag wolken (golvende lijnen). Toen liep ik naar buiten, de weg af (rechte lijnen). Ik kwam bij het strand aan en zag zand (heel veel kleine stippen).”
- Je kunt hier dingen aan toevoegen als: toen ging het regenen (schuin aflopende lijnen); ik zag een kantoorgebouw met heel veel ramen (vierkanten of rechthoeken); ik zag een trottoir; ik zag een stenen gebouw; ik zag vogels vliegen; ik zag de rook van twee vliegtuigen die elkaar kruisten; ik zag golven, rimpelingen in een modderpoel, een regenboog, een schutting, enzovoorts. Bij elk voorbeeld kun je het patroon benoemen. Gebruik dit om de deelnemers te laten zien hoe je een patroon ontwerpt en herhaalt, eventueel met variaties.
- Geef elke deelnemer een vel papier dat verdeeld is in drie vakken. Bespreek welke patronen ze zouden kunnen tekenen. Je kunt hen bijvoorbeeld vragen welke patronen ze onderweg naar de bijeenkomst zagen, of welke ze nu zien, binnen of buiten.
- Laat hen dan in elk vak een ander patroon tekenen. Moedig hen aan heel verschillende patronen te tekenen, liefst met gebruik van verschillende teken-technieken zoals stippen, grote of kleine golven, of rechte lijnen. Let erop dat elk patroon de hele ruimte vult.
- Eventueel kan de oefening herhaald worden met andere patronen. Laat een paar deelnemers een voorbeeld op het bord tekenen.
E4: Voel het ritme
Nodig: vraag eerst na of het acceptabel is in de cultuur waarin je werkt, om het been van een ander aan te raken. Het kan beter zijn om op iemands arm, rug, hand of schouder te tikken.
Spel:
- Laat de deelnemers in een kring zitten. Tik een ritme op iemands been. Laat hem/haar hetzelfde ritme tikken op het been van zijn/haar buurman of buurvrouw.
- Ga zo de kring rond. Als de laatste persoon aan de beurt is, tikt hij/zij het ritme op jouw been. Is het veranderd?
- Eventueel kan het ritme met notenschrift opgeschreven worden. Dit is tevens een oefening in voorbereidend rekenen.
Zie ook: G1: Een weggetje
C5: Warme stenen