FUNdament (Ouder-en-kindclub)

Deze activiteiten zijn ook beschikbaar in het Engels  en het Roemeens ro_ro

De activiteiten in deze sectie zijn leuke spelletjes die jonge kinderen helpen en stimuleren dingen te leren. Ze kunnen die doen samen met volwassenen die ze goed kennen, in een vertrouwde omgeving en in hun eigen taal.

Tijdens de activiteiten werken jonge kinderen samen met een volwassene uit hun naaste familie. Dit kan de moeder zijn, een oma, een tante, een zus, of de vader, een oom, broer of opa. Voor het gemak hebben we ze ouder-en-kind activiteiten genoemd, maar de ‘ouder’ hoeft dus niet de moeder of vader van het kind te zijn.

Waarom zouden kinderen en volwassenen deze activiteiten samen doen?
  • Het is belangrijk voor de ontwikkeling van een kind om samen met een volwassene te kunnen spelen en praten.
  • Kinderen leren de meeste dingen, inclusief sociale vaardigheden, van een vertrouwd persoon in de familie. Bijvoorbeeld: ‘Pas op, luister naar…, wacht op je beurt.’
  • Kinderen leren het best in de hun vertrouwde taal, hun moedertaal. Die taal beheerst de volwassene vaak ook goed en het is dus natuurlijk voor hem of haar om in die taal met het kind te praten.
  • Volwassenen die (nog) niet kunnen lezen en schrijven, leren ook van de activiteiten.
Waarom de moedertaal van het kind zoveel mogelijk gebruiken?
  • Kinderen leren het best in hun eigen taal.
  • Kinderen voelen zich meer op hun gemak als hun moedertaal gesproken wordt.
  • De deelnemers worden gestimuleerd om meer met elkaar te praten en zullen dit makkelijker vinden als ze hun moedertaal kunnen spreken.
  • Het bevordert iemands gevoel van eigenwaarde als zijn taal belangrijk genoeg gevonden wordt om voor dit soort activiteiten te gebruiken.

(Als de groepsleider de moedertaal van de groep niet beheerst, kan hij/zij proberen die te leren, net zoals kinderen op school de landstaal moeten leren om daar te kunnen communiceren en functioneren.)

De manier waarop de activiteiten worden gedaan zal voor elke groep verschillend zijn omdat:
  • er leeftijdsverschillen zijn; sommige groepen bestaan vooral uit heel jonge kinderen, in andere zitten kinderen die al bijna naar school gaan;
  • de deelnemers verschillende ontwikkelingsniveaus hebben;
  • de kinderen misschien voorkeur hebben voor bepaalde activiteiten – als leider weet je wellicht welke dat zijn;
  • jij als leider voorkeur hebt voor bepaalde activiteiten;
  • je een flexibel programma hebt: gebruik je wel of geen Bijbelverhaal, wanneer pauzeer je om de kinderen wat lekkers te geven; wanneer kunnen ze even lekker spelen, enz.
  • omdat het van de plaatselijke situatie afhangt in welke volgorde de spelletjes gespeeld worden.