B: Letters leren herkennen

Deze activiteiten zijn ook beschikbaar in het Engels  en het Roemeens ro_ro

Doel: Deze games zijn erop gericht om mensen te helpen letters te gaan herkennen, zowel qua vorm als klank. Door deze games te doen, leren de deelnemers verband te leggen tussen beeld, vorm, klank en de naam van een letter. (Deze activiteiten zijn ook geschikt voor talen die met karakters geschreven worden en niet met letters.)


B1: Letters in het zand

Doel: De vorm van de letter inprenten, er bekend mee worden.

Nodig: zandige stukken land, een stok, tak of steen. Je zou ook met een steentje of stoepkrijt op de stoep kunnen schrijven. Of: pennen, velletjes papier en touwtjes om die op te hangen.

Spel:

  1. Maak twee dagen voor de bijeenkomst met een stok letters in het zand op verschillende plaatsen rondom de locatie van de bijeenkomst of hang op verschillende plekken stukjes papier met letters op, bijvoorbeeld aan bomen, op etalages of in bushaltes. (Hier is misschien toestemming van de plaatselijke overheid voor nodig.) Schrijf één letter op elk stukje papier. Kies letters uit waar diverse, bij de deelnemers bekende, korte woorden mee gemaakt kunnen worden. Informeer de deelnemers van tevoren; ze moeten in die twee dagen zoveel mogelijk letters zien te vinden. (Opmerking: als je stukjes papier gebruikt, vraag de deelnemers dan die niet mee te nemen zodat de volgende persoon ze kan vinden!)
  2. Bespreek tijdens de bijeenkomst hoeveel letters iedereen gevonden heeft en waar, en welke dit zijn. Tel met elkaar op hoeveel letters er gevonden zijn.
  3. Bespreek welke klanken er bij de diverse letters horen.
  4. Herhaal het spel met een groter aantal letters – de letters die ze nu kennen en een aantal nieuwe – zodat de deelnemers geleidelijk aan het hele alfabet leren.

Variant: Geef een of twee deelnemers stoepkrijt en laat hen op verschillende plekken rondom de samenkomstruimte letters tekenen. De anderen moeten op zoek gaan naar de letters en bij terugkomst vertellen welke ze gevonden hebben en waar. Als ze een mobiele telefoon hebben, kunnen ze er misschien een foto van maken als ‘bewijs’ (en om hen te helpen herinneren welke letters ze gevonden hebben).

Variant met een kleine groep (1-10): Zoek als groep naar de letters. Telkens als iemand een letter vindt, moet hij de naam ervan zeggen en moeten de anderen die naam herhalen en hem met hun vinger in de lucht ‘schrijven’.

OF telkens als iemand een letter vindt, moeten de anderen in de houding gaan staan die die letter het beste weergeeft. Bijvoorbeeld voor de A wijdbeens staan en de handen boven het hoofd; voor de B voeten naast elkaar en in de lucht een halve cirkel tekenen van je hoofd naar je middel en een van je middel naar je tenen; voor de C je rug achteroverbuigen met je handen boven je hoofd, enzovoorts.

OF iedere deelnemer moet net zoveel keren springen als het aantal letters dat hij gevonden heeft, terwijl hij de namen van die letters hardop zegt.


B2: Letters in je hand

Doel: Bewustwording van alle letters in het alfabet. Creativiteit bevorderen bij het oplossen van een probleem (in dit geval: raden wat voor letter de ander heeft). Leren hierbij methodisch te werk te gaan.

Nodig: voor iedere deelnemer een stukje papier of een klein voorwerp met daarop een letter geschreven. Iedere deelnemer krijgt een andere letter. Kies een beperkt aantal verschillende letters, zodat de deelnemers niet te veel letters tegelijk hoeven te leren. Zorg ervoor dat je twee keer zoveel papiertjes hebt als deelnemers.

Spel:

  1. Deel de letters uit.
  2. Laat iedereen zijn letter bekijken, zonder dat de anderen die kunnen zien. Laat hen die dan in hun zak, mouw, sok of iets dergelijks stoppen.
  3. Verdeel de groep in tweetallen.
  4. Bij ieder tweetal moet de een raden welke letter de ander heeft. De deelnemers mogen zelf bedenken hoe ze te werk gaan. Degene die moet raden, mag vragen stellen maar degene die de letter heeft, mag niet praten en geen pen en papier gebruiken. Als de letter geraden is, worden de rollen omgedraaid. Help de deelnemers als het te moeilijk wordt.
  5. Als beide deelnemers de letter geraden hebben, mogen ze elk een andere letter pakken en het spel opnieuw spelen.

Methoden en hulpmiddelen die de deelnemers kunnen gebruiken:

  • een woordenboek;
  • een alfabetposter;
  • een voorwerp aanwijzen dat met die letter begint;
  • de vorm van de letter laten zien, bijvoorbeeld door de letter in de lucht te schrijven;
  • de vorm van de letter laten voelen, bijvoorbeeld door de letter op iemands rug te schrijven (als dat cultureel acceptabel is).

Opmerking: Als de deelnemers na een tijdje deze letters uit het alfabet kennen, kun je het spel herhalen met andere letters. Op die manier leren ze geleidelijk aan alle letters van het alfabet.


B3: Letters in de lesruimte

Nodig: Maak van tevoren twee sets letters, op stukjes karton of papier, of geschreven op kleine voorwerpen. Zorg ervoor dat je twee keer zoveel stukjes papier of voorwerpen hebt als deelnemers.

Activiteit:

  1. Verstop één set letters op allerlei plekken in de ruimte waar de activiteit plaatsvindt. Als iedereen er is, deel je de tweede set letters uit; geef elke deelnemer één letter. Zorg ervoor dat iedereen een verschillende letter krijgt.
  2. Vertel de groep dat een kopie van hun letter ergens in de zaal verstopt is en laat hen daarnaar op zoek gaan. Leg uit dat ze alleen hun eigen letter mogen pakken; als ze een andere letter vinden, moeten ze die laten liggen. Ze mogen er ook niets over zeggen.

Variant: Dit spel kan ook in teams gespeeld worden. Deel de groep op in twee of drie teams en deel de letters uit, zoals hierboven aangegeven. Het team dat als eerste al zijn letters vindt en die kan benoemen, krijgt de eerste prijs. Geef ook de andere teams een prijs.


B4: Letters op straat

Doel: Letters leren herkennen; ontdekken en vervolgens leren onthouden hoe die bepaalde letters heten en welk geluid erbij hoort.

Nodig: niets.

Activiteit:

  1. Leg van tevoren aan de deelnemers uit dat jullie op ‘ontdekkingstocht’ gaan. Ga met de hele groep naar buiten om zoveel mogelijk letters te ontdekken. Vraag de deelnemers waar ze letters denken te vinden. Als iemand hier nerveus van wordt en bang is dat hij de letters niet zal kunnen lezen, stel hem dan gerust. Leg uit dat jullie alleen letters gaan zoeken, en dat ze niet het hele woord of de hele poster hoeven te kunnen lezen.
  2. Maak met elkaar een wandeling door een straat of over een plein waar de deelnemers waarschijnlijk weleens letters gezien hebben, bijvoorbeeld bij winkels, op verkeersborden of op kentekenplaten. Iedere keer als een deelnemer een letter ziet, stopt de hele groep.
  3. Vraag of iemand weet welke letter dit is, en hoe die heet. Zo niet, vertel hen dat dan en laat hen horen welk geluid erbij hoort. Laat de deelnemers dit herhalen. Om hen te helpen dit te onthouden, kunnen ze bijvoorbeeld een of twee keer in hun handen klappen, het geluid van de letter maken en dan weer in hun handen klappen. Ze kunnen ook iets roepen voor- en nadat ze het geluid maken, enzovoorts.
  4. Blijf letters zoeken tot iedereen een beurt heeft gehad of tot de deelnemers hun concentratie verliezen.

Variant: Besluit van tevoren dat je met elkaar op zoek gaat naar een specifieke letter. Zorg ervoor dat dit een letter is waarvan je zeker weet dat de deelnemers die tijdens hun ontdekkingstocht zullen tegenkomen, bijvoorbeeld in de namen van voorwerpen die met het geluid van die letter beginnen.

Variant: Voeg een spel- of wedstrijdelement toe. Bijvoorbeeld als iemand een ‘l’ ziet, doet hij alsof hij een leeuw is, als hij een ‘o’ ziet een ooievaar, en als hij een ‘m’ ziet een mier. Of laat iedereen opschrijven of tellen hoeveel verschillende letters hij/zij ziet. Wie er 20 ziet (en die kan benoemen), heeft gewonnen. Je kunt de groep ook in twee teams verdelen; het team dat het eerst 20 letters ziet en kan benoemen, heeft gewonnen.

Opmerking: Afhankelijk van het leesniveau van de groep, moet je het aantal verschillende letters misschien beperken of kun je dat juist wat uitbreiden.


B5: Letters van kleine dingetjes

Doel: Verband leren leggen tussen beeld, vorm, klank en naam van een letter, terwijl diverse zintuigen gebruikt worden. Oefenen in het luisteren naar de klanken aan het begin en het eind van een woord en vervolgens die begin- of eindklanken identificeren en als letters benoemen.

Nodig: een flink aantal kleine voorwerpen, zoals steentjes, zaden, punaises, spijkers of grassprietjes; minstens 20 van elk. Stukken papier of karton met letters erop geschreven, voor elke deelnemer minstens één.

Activiteit:

  1. Bespreek een letter, bijvoorbeeld de vorm, de klank, het gebruik ervan of welke woorden beginnen of eindigen met die letter. Laat de deelnemers zoveel mogelijk zelf met voorbeelden komen; vul hen waar nodig aan. Als ze het lastig vinden voorbeelden te bedenken, noem er dan zelf een paar, om hen op weg te helpen.
  2. Leg een flink aantal kleine voorwerpen op tafel waar iedereen er goed bij kan. Geef elke deelnemer een stukje papier of karton met een letter erop geschreven.
  3. Laat iedereen de letter ‘overschrijven’ door diverse kleine voorwerpen op de omtrek van hun letter te leggen.
  4. Dit kan met andere letters herhaald worden.
  5. Als de deelnemers dit eenmaal onder de knie hebben, laat hen dan diverse letters met de kleine voorwerpen ‘schrijven’ zonder het op papier geschreven voorbeeld te gebruiken.

Variant: Gebruik geen papier. Maak zelf eerst een letter met een aantal kleine voorwerpen en laat de deelnemers dit vervolgens kopiëren. Zorg ervoor dat de voorbeeldletter voor iedereen goed zichtbaar is en op de juiste manier ‘geschreven’. (Anders zullen letters als d, p, q en b voor problemen zorgen!) Dit kan met diverse andere letters herhaald worden.

Variant: Als de deelnemers mobiele telefoons hebben, laten hen dan foto’s maken van hun letters en die ergens ‘posten’.

Opmerking: In sommige culturen is het misschien geschikter om in groepjes van twee of drie te werken.


B6: Letters op je rug

Doel: Verband leren leggen tussen de vorm en de schriftelijke weergave van letters, terwijl diverse zintuigen gebruikt worden.

Achtergrond: Leren wordt gestimuleerd als we diverse zintuigen gebruiken. Veel andere activiteiten in de Letter Games doen een beroep op horen en zien. Deze activiteit maakt gebruik van de tastzin. Maar, check van tevoren of deze activiteit acceptabel is in de plaatselijke cultuur.

Nodig: pen, papier. Afhankelijk van het niveau van de deelnemers, kun je een poster met het alfabet in de ruimte ophangen, zodat iedereen makkelijker een letter kan bedenken.

Activiteit:

  1. Laat de deelnemers in groepjes van drie werken; doe deze activiteit met één groepje tegelijk. De eerste persoon ‘schrijft’ een letter op de rug van de tweede deelnemer, bijvoorbeeld met zijn vinger of het uiteinde van een potlood, zodat die ander de letter kan ‘voelen’. Als de deelnemer het moeilijk vindt zelf een letter te bedenken, laat hem er dan een zien (maar niet aan de anderen!). De anderen letten goed op wat de eerste persoon schrijft, maar mogen niets zeggen.
  2. De tweede persoon schrijft de letter die volgens hem op zijn rug geschreven is, op de rug van een derde persoon.
  3. Deze laatste schrijft de letter op papier.
  4. Laat iedereen ernaar kijken: is dit de letter die eerste deelnemer in gedachten had?
  5. Als dit goed werkt, kun je de groepjes groter maken, tot vier of vijf personen. Of, herhaal het spel met andere deelnemers.

Variant 1: Als je met een redelijk kleine groep werkt, kun je iedereen in een rij laten zitten of staan. De achterste deelnemer schrijft een letter op de rug van de persoon vóór hem, en zo gaat het door tot ze bij de voorste zijn. (Dit lijkt op ‘telefoontje spelen’ maar in plaats van een woord in iemands door te fluisteren, schrijven de deelnemers een letter op elkaars rug.)

Variant 2: Verdeel de groep in twee teams. Om de beurt gaan de teams het spelletje spelen. Als de letter aan het einde van het spel hetzelfde is als aan het begin, krijgt dat team een punt. Het team met het meeste punten heeft gewonen.


B7: Letters in een doos

Doel: De vorm van letters leren door de omtrek ervan te voelen.

Nodig: verschillende letters gemaakt van hout of ander hard materiaal; een doos of emmer gevuld met bijvoorbeeld zand, rijst, kleine balletjes of klein verpakkingsmateriaal.

Activiteit:

  1. Stop de letters in de doos of emmer; ze mogen niet meer te zien zijn.
  2. Laat de deelnemers om de beurt hun hand in de doos steken en een letter pakken. Voordat ze die eruit halen, moeten ze raden welke het is door de vorm ervan te voelen. Blinddoek de deelnemers zo nodig. Laat de deelnemers hardop beschrijven wat ze voelen: de letter is recht, driehoekig, gebogen, er zit een gat in, enz. Als iemand de letter niet kan raden, mag hij hem uit de doos halen om te kijken welke het is. Als hij het ook dan niet weet, vraag het dan aan de andere deelnemers. Mocht niemand het weten, vertel hen dan zowel de naam van de letter als het geluid dat erbij hoort. Prijs de deelnemer voor de inspanning die hij verricht heeft, ook als hij niet wist welke letter het was – hij moet niet het idee krijgen dat hij gefaald heeft.
  3. Als iemand geraden heeft welke letter het is, laat die persoon dan een woord bedenken dat met die letter begint. Help hem zo nodig.
  4. Ga zo de kring rond, tot iedereen die wil een beurt gehad heeft. Als er mensen zijn die dit spel liever niet doen, moedig hen dan aan mee te denken met de anderen. Als je vermoedt dat ze niet mee willen doen uit angst fouten te maken, moedig hen dan aan toch mee te doen omdat het erom gaat iets te leren. Het is geen wedstrijd.

Opmerking: Er zijn misschien deelnemers die hun handen liever niet in iets als zand steken, om welke reden dan ook. Respecteer dat en probeer andere manieren te vinden waarop ze toch mee kunnen doen. In dat geval is een mogelijke variant dat de letters in een zak of onder een kleed gestopt worden of om de deelnemer die aan de beurt is, te blinddoeken.

Variant: Als de deelnemers niet al te veel moeite hebben om de letters te raden, kun je de groep ook in verschillende teams indelen. Ieder team krijgt een punt als iemand de naam van een letter goed heeft zonder ernaar gekeken te hebben.


B8: Letters op vlaggetjes

Doel: Leren lezen van eerste (of laatste) letters in woorden, woorden leren sorteren op eerste of laatste letters.

Nodig: touw, vlaggetjes (kleine driehoekjes), woorden geschreven op stukjes karton of papier.

Spel:  

  1. Geef iedere deelnemer een vlaggetje en vraag hem/haar er een bepaalde letter op te schrijven. Kies een beperkt aantal verschillende letters uit, afhankelijk van het niveau van de deelnemers. De letters moeten groot en duidelijk geschreven worden. Zorg dat er meer vlaggetjes zijn dan letters, zodat elke gebruikte letter op verschillende vlaggetjes voorkomt.
  2. Maak samen de vlaggetjes met letters vast aan het touw en hang dit vervolgens op in het lokaal. Zorg ervoor dat de vlaggetjes niet te dicht bij elkaar zitten.
  3. Geef iedere deelnemer een stukje karton of papier met een woord erop. Doe muziek aan en speel die een tijdje. Zodra de muziek stopt, moet elke deelnemer onder een vlaggetje gaan staan met de letter waar zijn woord mee begint.
  4. Geef iedereen een ander woord en herhaal het spel. Zorg ervoor dat elke deelnemer kan slagen.

Variant 1: De papiertjes met woorden liggen op een stapel; elke deelnemer kan zelf een woord uitkiezen.

Variant 2: Verdeel de deelnemers in groepen van 2 of 3. Geef iedere groep een woord. Herhaal als hierboven. Maak een wedstrijdje ervan. Het moet een beetje spannend worden.

Variant 3: Gebruik dezelfde woorden, maar laat de deelnemers nu onder het vlaggetje gaan staan met de letter waar hun woord mee eindigt.

Variant 4: Hang de vlaggetjes met letters op. Op een bepaald teken gaat iedereen bij de vlag/letter staan waar zijn eigen naam mee begint. Deel zo nodig van te voren stukjes papier met de eerste letter van ieders naam uit.


B9: Letters – zelf gemaakt

Nodig: zie hieronder. In sommige gevallen is nodig: uitgeknipte letters waar de deelnemers een lijn omheen kunnen trekken, een pen of potlood, verf en kwasten, en papier. In andere gevallen: deeg, brood, messen of ander materiaal waarmee je in deeg kunt ‘snijden’, scharen.

Activiteit: De deelnemers maken zelf letters, om op te eten, te bewaren of om te gebruiken in spel B3 en B7. Hieronder zijn een aantal suggesties – je kunt ze exact overnemen of gebruiken als uitgangspunt voor je eigen ideeën.

Opties:

 1. Maak eetbare letters (1). Gebruik een eenvoudig recept voor brood, pretzels, koekjes of iets dergelijks. Laat de deelnemers eerst deeg maken; daarna kunnen ze er letters mee maken. Vervolgens kunnen ze die zelf bakken en uiteraard opeten! Als de groep uit jonge kinderen bestaat, is het misschien het best om het deeg van tevoren klaar te maken.

2. Maak eetbare letters (2). Laat de deelnemers letters uitsnijden uit brood dat al gebakken is, of uit andere platte etenswaren. Misschien willen ze de letters versieren of er iets op smeren, zoals boter of honing. Daarna kunnen ze de letters opeten.

3. Knip en kleur letters. Knip van tevoren letters uit dun karton of stevig papier; gebruik hier eventueel metalen of plastic mallen voor. Zorg ervoor dat de letters niet te klein zijn.

Laat de deelnemers deze letters met een pen of potlood omtrekken op stevig materiaal, zoals karton, piepschuim, plastic placemats, dunne stukjes leer of dikke stof. Als ze willen, kunnen ze zelf letters tekenen/schrijven op deze materialen. Daarna kunnen ze hun letters uitknippen en verven of inkleuren.

Mochten er deelnemers zijn die het moeilijk vinden de letters zelf uit te knippen of te snijden, doe dat dan voor hen. Zij kunnen vervolgens de letters verven of kleuren.

4. Boetseer letters. Gebruik klei die niet in de oven gebakken hoeft te worden. Laat de groep hier letters van maken. Als die eenmaal droog zijn, kunnen ze versierd of geverfd worden. (Misschien moet dat wachten tot een volgende sessie.) Een andere mogelijkheid is dat de deelnemers versieringen in de natte klei drukken.

5. Maak stijve letters. Dit kun je doen door de deelnemers letters van papier-maché te laten maken; ze kunnen die, zodra het papier-maché hard is, verven of anderszins versieren. Een andere optie is dat de deelnemers letters uit dik papier knippen en die stijf maken door er lijm op te smeren. Vervolgens kunnen ze de letters versieren met glitter, gekleurd zand, garen of iets dergelijks. Zo nodig knip je de letters van tevoren uit.

Nog weer een andere optie is dat de deelnemers letters vormen van staaldraad en daar omheen wol, dun touw of dik garen draaien.

6. Letters reliëf geven. Schrijf letters op stijve stukjes papier. Laat de deelnemers er reliëf op aanbrengen. Dat kan op allerlei manieren, bijvoorbeeld door er zand op te lijmen, wol of steentjes. Een andere manier om reliëf te maken is door de deelnemers letters op dikke stof te laten tekenen. Daarna kunnen ze er kralen, knopen en dergelijke op naaien, of ze naaien de omtrek van de letter met wol of ander dik garen.

7. Letters ‘prikken’. Laat de deelnemers letters tekenen op stijf papier of karton. Vervolgens kunnen ze die met een prikpen, spelden of punaises ‘overschrijven’; eventueel kunnen ze ook in de letter gaatjes prikken, bijvoorbeeld het ‘gat’ in een R).

Opmerking 1: Bij al deze activiteiten is het van belang eerst met de deelnemers te bespreken welke letters je wilt maken en hoe die letters heten en klinken.

Opmerking 2: De letters die gebruikt worden in Aziatische en Midden-Oosterse talen zijn wellicht het makkelijkst te maken met optie 6 of 7.