Deze activiteiten zijn ook beschikbaar in het Engels en het Roemeens
Deze activiteiten zijn geschikt voor oudere kinderen, tieners en volwassenen. Het uitgangspunt is dat de deelnemers al enigszins kunnen lezen en schrijven. Het doel van de activiteiten is de lees- en schrijfvaardigheid te vergroten.
E1: Meer dan een sms’je
Doel: Volledige zinnen leren schrijven.
Nodig: een vel papier en een pen voor elke deelnemer, of toegang tot een computer of mobiele telefoon.
Activiteit:
- Bespreek met de groep welke vormen van schriftelijke communicatie de groepsleden kennen en weleens gebruiken. Denk aan posters, aankondigingen van een concert of theatervoorstelling, advertenties, posts of commentaren op social media. Stel vast wat de eenvoudigste vorm is waar de groep iets mee ‘kan’.
- Bespreek welke informatie er nodig is voor de gekozen vorm van communicatie. Bijvoorbeeld als iemand een ‘te koop’ briefje ergens wil ophangen, in een winkel of op een informatiebord, welke informatie moet daar dan beslist op staan? Gebruik voorbeelden die aansluiten bij de dagelijkse ervaringen van de deelnemers.
- Laat iedereen zijn eigen ‘advertentie’ (of poster, social media post, enz.) opschrijven. De deelnemers kunnen dit ieder voor zich doen of in kleine groepen, afhankelijk van wat ze zelf prettiger vinden.
- Lees door wat elke deelnemer heeft opgeschreven en wijs hen waar nodig op fouten, of stel verbeteringen voor.
- Moedig de groepsleden aan om wat ze geschreven hebben, daadwerkelijk te gebruiken.
E2: Een brief schrijven
Doel: Ervaren/oefenen van geschreven communicatie.
Achtergrond: Bespreek vooraf met de groep waarom je iemand een brief zou willen schrijven. Wat is de meerwaarde ten opzichte van iemand iets persoonlijk vertellen, of hem/haar opbellen? Of ten opzichte van het schrijven van een sms’je? Denk aan dingen als: je kunt het nog eens overlezen voordat je het wegstuurt (als je iets tegen iemand zegt, kun je achteraf spijt hebben van wat je gezegd hebt); je kunt de brief sturen naar iemand die ver weg woont en geen telefoon heeft; je stuurt een brief omdat het te duur is de ander op te bellen; in een brief kun je meer informatie kwijt dan in een sms’je; het kan leuk zijn voor de ontvanger om daadwerkelijk post te krijgen; de ontvanger kan de brief later nog eens lezen; hij/zij kan hem aan anderen laten lezen.
Nodig: een vel papier en een pen, of een computer, laptop of mobiele telefoon met een mailprogramma.
Activiteit:
- Moedig elke deelnemer aan te bedenken aan wie hij/zij een brief wil schrijven en wat hij die persoon wil vertellen. Laat de groep dit eventueel met elkaar bespreken. Als iemand iets heel persoonlijks wil schrijven, creëer dan de gelegenheid dit op een ander moment samen met hem/haar te doen.
- Bespreek met de deelnemers hoe ze de brief willen opstellen. Benoem een aantal algemene dingen, zoals aanhef of groet, lengte van de brief, afsluiting, datum en vermelding van woonplaats.
- Laat hen dan de brief schrijven. Help iedereen om hem op spelfouten te controleren en op de punten genoemd bij 2; vraag hen of ze er tevreden over zijn. Laat een andere deelnemer de brief eventueel doorlezen om te zien of de communicatie duidelijk is. Zo nodig kan de briefschrijver z’n brief opnieuw schrijven.
- Laat iedereen z’n brief wegsturen, per post of mail.
E3: Een recept gebruiken
Doel: Geschreven informatie gebruiken om iets te eten te maken.
Nodig: het recept van een bepaald gerecht, waarvan de ingrediënten en kookwaar lokaal verkrijgbaar zijn.
Activiteit:
- Lees het recept samen en ga na of de deelnemers begrijpen welke ingrediënten en andere dingen ze nodig hebben, zoals schalen, lepels om te roeren, een oven of een kookplaat. Als deze niet voorhanden zijn, ga ze dan met elkaar ophalen of, zo mogelijk, kopen. Check ook of de deelnemers alle andere informatie in het recept begrijpen: hoe lang moet het gerecht koken of bakken, en op welke temperatuur?
- Maak het gerecht met elkaar.
- En dan: eet het samen! Als je veel gemaakt hebt, kunnen de deelnemers misschien familieleden uitnodigen.
Variant 1: Vraag de deelnemers van tevoren een recept mee te nemen, of, als het niet op schrift staat, het aan de groep te vertellen. Je kunt hen ook aanmoedigen het op te schrijven, als schrijfoefening.
Variant 2: Als er binnen de groep verschillende gewoontes bestaan over hoe je een bepaald gerecht klaarmaakt, bespreek dit dan met elkaar.
Variant 3: Afhankelijk van de vaardigheden in de groep, kun je de deelnemers misschien aanmoedigen allemaal een recept op te schrijven, iedereen iets anders. Help hen hier zo nodig bij. Als dit gelukt is, bespreek dan met de groep of ze er een boekje van willen (laten) maken, en wat de meerwaarde daarvan zou kunnen zijn. Bijvoorbeeld, oude tradities vastleggen om te zorgen dat die niet verloren gaan.
E4: Iets nieuws leren
Doel: De relevantie van geschreven informatie leren ervaren.
Nodig: een vel papier met daarop voor de deelnemers nieuwe, relevante informatie. Bijvoorbeeld hoe je zaden zaait, hoe Corona zich verspreidt, hoe een baby zich ontwikkelt.
Activiteit:
- Lees de informatie samen met de deelnemers. Leg moeilijke woorden uit en bespreek die met elkaar. Ga na of iedereen de informatie begrijpt.
- Laat een of meer deelnemers de informatie navertellen.
- Bespreek daarna wat het nut ervan is om dit te weten.
- Bespreek met de groep of ze deze oefening willen herhalen met andere informatie. Moedig hen aan zelf informatie over een onderwerp te vinden dat ze de volgende keer in de groep kunnen bespreken.
E5: Hallo!
Doel: Oefenen in het schrijven van eenvoudige zinnen.
Achtergrond: Zoek van tevoren uit of er in de cultuur/bevolkingsgroep waar je mee werkt, de gewoonte bestaat om elkaar kaarten of brieven te geven of sturen, of dat ze andere manieren kennen om elkaar schriftelijk te groeten. Geven mensen elkaar verjaardagskaarten? Of sturen ze elkaar een kaart bij andere gelegenheden? Bijvoorbeeld met Kerst, als ze op vakantie gaan of zomaar? Schrijven ze gebeden of zegenbeden voor elkaar op? Of voor zichzelf? Schrijven ze regelmatig religieuze boodschappen op die ze in huis ophangen? Of hebben ze andere gewoontes waarbij dingen opgeschreven worden?
Nodig: materiaal voor elke deelnemer om een wenskaart te schrijven of een andere korte boodschap die past binnen de plaatselijke cultuur.
Activiteit:
- Bespreek dit soort geschreven communicatie met de groep. Waarom wordt het gedaan? Wat schrijven mensen meestal op zulke kaartjes/begroetingen? Wat zouden ze zelf willen schrijven? Als deze deelnemers deze gewoonte helemaal niet kennen, beschrijf dan situaties uit je eigen cultuur waarin mensen elkaar korte geschreven boodschappen geven of sturen. Kunnen de deelnemers een situatie bedenken waarin ze dat zelf zouden willen doen? Heeft iemand in hun gemeenschap binnenkort iets te vieren? Is er iemand in het ziekenhuis die ze willen opbeuren? Of iemand die thuis ernstig ziek is?
- Deel de benodigde materialen uit. Als de deelnemers een kaart willen maken, laat hen dan zien hoe je een A4’tje in vieren kunt vouwen en op de buitenkant een groet kunt schrijven, zoals ‘Fijne Kerst!’, ‘Groeten uit…’ of ‘Dankjewel!’ Misschien zijn sommige groepsleden artistiek aangelegd; zij willen de letters wellicht versieren of ze in verschillende kleuren opschrijven. Of ze willen er ook een tekening bij maken.
- Leg uit dat iedereen vervolgens aan de binnenkant van de kaart een persoonlijke boodschap kan schrijven van een of twee zinnen. Misschien zijn er deelnemers die dit liever samen met iemand willen doen. Laat die keuze aan hen over.
- Moedig de deelnemers aan om hun kaart na afloop van de sessie daadwerkelijk te bezorgen bij de persoon of personen voor wie hij bestemd is, of op de post te doen.
Variant: Als de deelnemers gewend zijn om social media te gebruiken, kunnen ze ook een gratis online kaart maken en versturen, aan elkaar of aan een vriend of familielid. Daar kunnen altijd wel een paar zinnen in geschreven worden.