Deze activiteiten zijn ook beschikbaar in het Engels en het Roemeens
Vaardigheden die geoefend worden: woorden gebruiken die vergelijkingen uitdrukken, oriëntatie in tijd en ruimte.
C1: Korter/Langer
Nodig: een stuk papier met drie lijnen van verschillende lengte erop getekend. Je kunt ook een schoolbord gebruiken of bijvoorbeeld in het zand schrijven.
Spel:
- De spelleider kiest drie mensen uit die duidelijk niet even lang zijn. Ze gaan naast elkaar staan en worden gemeten. Wie is er langer? Bespreek wie de langste, de middelste en de kortste is.
- Deel vervolgens iedereen op in groepjes van drie en geef hen gelegenheid om elkaars lengte te vergelijken.
- De leden van het eerste groepje mogen zelf weten in welke volgorde ze gaan staan, zonder aan de anderen te vertellen wat ze onderling afgesproken hebben. De andere groepjes moeten hen precies nadoen. Het eerste groepje kijkt of iedereen het goed gedaan heeft. Daarna mag een ander groepje in de volgorde van zijn keuze gaan staan en het proces herhaalt zich. Ga door tot iedereen geweest is of totdat de deelnemers zich niet meer kunnen concentreren.
Variant 1: Speel het spel met speelgoedberen of poppen, of met stokjes of bekers van verschillende lengte/hoogte.
Variant 2: Geef ieder groepje een stuk papier met drie lijnen erop getekend, van verschillende lengte. Laat elk groepje om de beurt naar voren gaan en laat hen in dezelfde volgorde gaan staan als de lijnen getekend zijn. Bijvoorbeeld, de eerste groep heeft een papier met de langste lijn eerst, dan de kortste, dan de middelste. Ze moeten zich dan in die volgorde aan de anderen presenteren. Zij controleren of de eerste groep het goed gedaan heeft. Teken dan lijnen op een ander stuk papier of op het bord in diezelfde volgorde, dus langste, kortste, middelste. De groep moet controleren of je het goed gedaan hebt.
C2: Hoe zwaar is het?
Vaardigheden die geoefend worden: voelen – nodig om te leren schrijven; logisch redeneren – nodig om te leren rekenen.
Nodig: 15 stenen van verschillende grootte en verschillend gewicht.
Spel:
- Geef iedere deelnemer een steen. Is hij zwaar? Geef iedereen dan een tweede steen, die veel lichter of zwaarder is. Laat hen die in hun handen houden en vraag hen wat het verschil is. Laat de groep bespreken waardoor een steen zwaarder is. Komt het omdat de ene steen groter is? Of is er een andere reden?
- Vraag dan aan de groep of ze een voorwerp kunnen bedenken dat groot is en toch licht. Bijvoorbeeld een veer of een ballon. Vraag dan het tegenovergestelde: bedenk iets dat klein is, maar toch zwaar.
- Verdeel de groep in groepjes van vier. Ieder groepje krijgt vier stenen van heel verschillend gewicht. Iedereen bekijkt en voelt ze goed. Laat de deelnemers vervolgens met hun handen op de rug gaan staan. Leg iedereen één steen in de handen, zonder dat ze die mogen bekijken. Nu moeten ze op de goede volgorde gaan staan, van degene met de lichtste steen tot degene met de zwaarste steen. Als ze klaar zijn, check dan of ze het goed gedaan hebben. Degenen die goed staan, krijgen applaus.
Variant: Dit spel kan ook met aardappels gespeeld worden, of boeken van verschillende grootte, plastic flessen met verschillende hoeveelheden water erin, zakken met verschillende hoeveelheden rijst, enzovoorts.
C3: Beschrijf de steen
Nodig: een steen van gemiddelde grootte.
Spel:
- Laat iedereen de steen zien. Geef er een beschrijving van en gebruik daarbij woorden als voor, achter, hol, rond, hoekig, de kleur(en), glad en ruw.
- Geef dan een beschrijving van de plek waar je de steen vond en vertel hoe laat het toen ongeveer was. Gebruik daarbij woorden als voor, achter en afstand (zoveel meter) en bespreek hoe gemakkelijk het is om overdag iets te vinden en hoe moeilijk dat ’s nachts is.
- Help de deelnemers een verband te leggen met dingen die zij in hun leven meemaken. Bijvoorbeeld: hoe laat wordt het nu donker? Hoe groot is de maan vandaag? Wie viel er vorige week nog over een steen?
- Vraag de groep of het mogelijk is om precies dezelfde steen ergens anders te vinden. Nee, elke steen is anders.
Voor de volgende keer, vraag iedereen een steen mee te brengen die ongeveer even groot is als die uit het vorige spel. Leg uit dat de vorm heel anders kan zijn. Vraag de deelnemers om te onthouden waar ze de steen gevonden hebben en hoe laat het toen ongeveer was. Gebruik deze stenen bij spel C4: Jouw steen.
C4: Jouw steen (zie hierboven)
Nodig: een paar stenen voor deelnemers die geen eigen steen hebben meegebracht. Voor iedereen een vel papier, met zijn of haar naam erop geschreven.
Spel:
- Zorg ervoor dat iedereen een eigen steen heeft. Laat de deelnemers de ogen dicht doen en aandachtig voelen wat voor steen het is. Stel vragen als: is hij groot, is hij glad, heeft hij een scherpe rand, is de bovenkant glad?
- Laat twee deelnemers hun steen beschrijven.
- Vraag dan: Waar kun je stenen vinden? Beschrijf samen een paar plekken; bedenk daarbij ook hoeveel tijd het kost om er te komen. Bijvoorbeeld: Je kunt mooie stenen vinden in de rivier, maar dat is wel een dag lopen.
- Laat twee andere deelnemers vertellen waar ze hun steen gevonden hebben. Vraag dan: Wanneer heb je tijd om een steen te zoeken? Na schooltijd, voor het eten, als ik op het land werk, enzovoorts.
- Vraag twee andere deelnemers te vertellen welke tijd van de dag het was toen ze hun steen vonden.
- Geef iedereen het vel papier met zijn/haar naam erop. Laat hen hun steen erop leggen en bewaar ze voor de volgende keer.
C5: Warme stenen
Vaardigheden die geoefend worden: voelen – nodig om te leren schrijven; logisch redeneren – nodig om te leren rekenen.
Nodig: kleine stenen of stenen van gemiddelde grootte. Kleine stukken baksteen of beton zijn ook geschikt, evenals metalen lepels.
Leg geruime tijd voor de les begint, één steen buiten in de kou, één in de ruimte waar de groep straks samenkomt en één op de verwarming, waar hij heet kan worden.
Spel:
- Bespreek met de groep wat er gebeurt als je een steen buiten legt, of in de kamer of op de verwarming. Bespreek waar het warmer is – in huis of in de schuur (of in de garage of…). Bespreek met de groep hoe een gebouw of een huis verwarmd wordt, hoe het langzaamaan warmer wordt als het hout brandt, de verwarming aanstaat enzovoorts.
- Bespreek dan welke steen warmer zal zijn, de steen die je buiten gelegd hebt, de steen die binnen ligt of de steen op de verwarming.
- Haal de drie stenen op zodat iedereen in de groep ze kan voelen. Is het zoals ze verwachtten? Of, leg de drie stenen op tafel en laat één deelnemer raden welke steen heet is, welke op kamertemperatuur en welke koud. Laat hem of haar dan voelen of hij/zij het goed had.
- Dit spel kan gespeeld worden totdat de stenen alle drie op kamertemperatuur zijn. Laat de deelnemers daarna kiezen waar ze hun eigen steen willen neerleggen, op een warme plek, een koude plek of ergens tussenin. Geef hen een paar minuten om dat te doen en doe dan iets anders. Na een tijdje mag iedereen zijn/haar steen ophalen. Laat de deelnemers daarna opnieuw voelen hoe warm of koud hun steen is en bespreek waarom dat zo is.
Variant 1: Versie voor warm weer. De steen die buiten in de zon ligt, zal het heetst zijn; je kunt een steen koud laten worden door hem in een beek of op een andere koude plek neer te leggen.
Variant 2: Rond het spel af door de groep te laten bespreken wat ze doen als ze het te koud (of te heet) hebben. Dit helpt hen te leren problemen op te lossen.
Variant 3: Bespreek met de groep waarom het belangrijk is om voedsel koud te bewaren. Hoe kun je dat doen als je geen koelkast hebt? En waarom bewaren we voedsel op plekken waar het koud is en maken we het juist warm als we het klaarmaken en koken?
C6: Drie stokken (vergelijken)
Nodig: takken of stokken van verschillende lengte.
Spel:
- Laat drie takken zien van verschillende lengte.
- Bespreek hoe iedere tak eruit ziet met woorden als lang, kort, dik, dun, glad, flexibel, onbuigzaam, of benoem het aantal zijtakken.
- Bespreek met de groep wat voor tak je nodig hebt voor een bepaald karwei. Het moet iets bekends zijn en gebruikt worden in het dagelijks leven van de deelnemers. Bijvoorbeeld, je hebt dikke takken nodig om een kookvuur te maken, een sterke, flexibele tak om iets mee te dragen, een dunne, lange tak om het vee te leiden, enzovoorts.
- Laat iedereen vertellen welke tak hij het leukst vindt en waarom. Vraag de deelnemers om te proberen deze week juist zo’n tak te vinden en de volgende keer mee te nemen. Gebruik deze takken in spel E1: Mijn stok en D4: Stokken en stenen.
Variant: Dit spel kan ook gespeeld worden met andere makkelijk te vinden voorwerpen zoals lepels, lege flessen, potloden of pennen. Laat drie lepels zien van verschillende lengte en vorm.